Kom, laat het waaien herfst.
21 September 2019 vertel ik, in de Herfstdienst van de Dienst voor ongelovigen (en gelovigen) in Concordia Enschede, een verhaal. Dit verhaal is een eerbetoon aan mijn moeder. De drijfveer in mijn werk vindt zijn grondslag in dit verhaal. Hieronder mijn verhaal.
Nu jij, herfst, voor de deur staat, voel ik de zomer die ik achter me laat.
Ik denk aan vroeger, aan de zomers thuis. Ik denk aan mijn moeder.
In de zomer had ik een andere moeder.
Bloesjes kregen korte mouwen, benen zonder panty onder de rok. Haar huid zag je met de dag meer ontspannen, haar lichaam een beetje zwieren en haar gezicht vaker plooien in een lach.
Thuis, dat is wat mijn moeder dan voelde.
Indonesië, haar thuis, het land waar ze is geboren en haar jeugd heeft doorgebracht.
Elke zomer komt oma over om lumpers te draaien voor de rijsttafel. Kruidige geuren stijgen op uit de keuken. De zoete lucht van rijpe vruchten denken we erbij.
In de zomer had ik een andere moeder.
Dan gingen de ramen open en de deur op een kier. Dan was er een andere tijd. Het werk even op stil, geen schema’s. Scharrelen rondom het huis, Kinderen die in en uit vliegen. Boeken lezen onder de parasol op het terras en in de avond met elkaar de hemel afspeuren naar satellieten, sterren of gewoon de geluiden van de avond horen.
Ik zag dan een moeder die voor even niet klem zat in rollen die haar niet paste.
Die van zorgende echtgenote en een vrouw die maar op halve toeren mocht werken terwijl ze niets liever wilde dan in haar werk op volle kracht gaan.
In de zomer zag ik een andere moeder. Niet de boosheid en de frustratie. Niet de onmacht van een weg zien, een pad voelen en er niet uit kunnen breken.
In de zomer was het even niet schikken en voegen. Voor even het gevoel van niet aanpassen.
Ooit was mijn moeder in de herfst, de winter en de lente ook zoals ze in de zomer was.
Ooit, tot ze tien was. Toen was er het Jappenkamp. 3 jaar gevangen in kamp Tjideng. Met honderden vrouwen opeen gepakt, onder het wrede onvoorspelbare regime van Japanse soldaten en kampcommandant Sonei. Buigen in de hete zon tot je er bij neer viel. In de rij voor inspectie en duizend doden sterven.
Om niets kon hij je eruit pikken en dan…. Als 10 jarige riolen dreggen, slapen in een keukenkastje dat diende als bed, heggeblaadjes eten tegen de honger. Wie niet opvalt, wie zwijgt en zich aanpast wordt niet gezien. Zo hoopte je te overleven.
In het najaar van 1946 kwam mijn moeder als 15 jarige naar Nederland. Verjaagd uit Indonesië, in Nederland onthaald als foute koloniaal, uitbuiter en ‘denk vooral niet dat je zielig bent. Want wat wij hier hebben meegemaakt met de Duitsers..’ Ineens kreeg jouw leven een politieke lading en het stempel fout. Aanpassen, weer aanpassen, dat was wat je stond te doen. En zwijgen. Er was geen plek voor jouw verhaal, voor het land en leven waar jij vandaan kwam.
15 augustus 2001 ben ik met mijn moeder bij de nationale Indië herdenking in Den Haag. Yvonne Keuls roept daar op om te praten, te schrijven, te delen, niet langer te zwijgen. Te veel en veel te lang is de Indische geschiedenis doodgezwegen.
Mijn moeder is gaan schrijven. Ze deed er 5 jaar over. Dapper. Maar voor haar te laat.
Op de keukenbar in het huis waar ze later alleen woonde, gescheiden van mijn vader, stond een klein gietijzeren beeldje. Een vrouw geheel omwikkeld door een doek, ook over haar gezicht. Dit is wat ik wil zijn, zei mijn moeder. Onzichtbaar.
Hoe kun je ook een nieuw leven opbouwen als het leven wat je tot dan toe hebt geleid, er niet mag zijn? Als er geen aandacht is voor wat je hebt meegemaakt? Wie mag je dan zijn? Wie kun je worden? Hoe kunnen wonden dan helen en leer je te dragen wat je is overkomen?
Het heeft bij mijn moeder onherstelbaar de deur dicht gedaan.
Ja herfst, je bent nog niet eens over de drempel en het is al zwaar en weemoedig. Dat zeggen ze toch over jou?
Ik wil je iets vragen, herfst. Want ik zie je anders. Ik vind dat je prachtig kan waaien, dat je mooi kunt kleuren, dat je kieren weet te vinden en deuren van het slot weet te stoten. Dat je met je regen weet wakker te schudden en alles wat moet vallen lieflijk neer laat dwarrelen.
Herfst, het verhaal van mijn moeder is nu verteld. Het werd tijd, ik heb het als dochter lang genoeg gedragen. Jouw aankondiging gaf me het zetje.
En ik weet, er zijn nog zoveel verhalen die niet worden verteld. Die niet durven of mogen.
Van vroeger en van nu. Van alle kleuren, streken en aard.
Herfst, doe me een plezier. Vind de kieren, open de deuren, haal de verhalen op en verspreid ze met je wind. Verleid met je kleuren en laat ze met liefde neerdwarrelen opdat iedereen ze kan horen.
Elk verhaal doet er toe. De een is niet beter dan de ander. Ook al schuurt en wrikt het. Elk verhaal mag verteld opdat wat onzichtbaar is zichtbaar wordt. Dat wat verhuld is wordt onthuld.
Kom, laat het waaien herfst.